test 1. Wanneer je 1-1-2 belt, wil de centralist een aantal zaken weten. Wat hoort daar niet bij? Wat er is gebeurd. Waar het slachtoffer is. Of er meerdere slachtoffers zijn. Waar het slachtoffer woont. Of het slachtoffer aanspreekbaar is. Op welk telefoonnummer teruggebeld kan worden. Of het veilig is voor slachtoffer, melder, omstanders en hulpverleners. Waar je je op dat moment samen met het slachtoffer bevindt. 2. Wat controleer je als eerste als je nagaat wat er met het kind gebeurd is? Ernstige bloedingen. Kneuzingen. Vitale functies. Botbreuken. 3. Wanneer mag je het contact met de centralist verbreken? Als de hulpverleners arriveren. Als de centralist daar toestemming voor geeft. Als het weer goed gaat met het slachtoffer. Als je dat zelf wilt. 4. Hoe verplaats je een kind dat te groot of te zwaar is om eenvoudig naar een veilige plek te verplaatsen? Je tilt het kind op en verplaatst hem of haar horizontaal. Je tilt het kind op en verplaatst hem of haar over je schouder. Je trekt het kind aan de armen of benen mee. Je past de noodvervoersgreep van Rautek toe. 5. Wat klopt er niet aan deze situatie? Het slachtoffer moet aan de andere kant benaderd worden, want door de bank is er onvoldoende ruimte. Het slachtoffer moet aan de andere kant benaderd worden, aan de kant van het gezicht. De hulpverlener moet met haar hoofd dichter bij het gezicht van het slachtoffer, zodat zij beter te verstaan is. De hulpverlener moet eerst het gezicht van het slachtoffer naar zich toe draaien voordat ze begint met aanschudden en aanspreken. 6. A. B. C. D. Wat is de juiste manier van benaderen van het slachtoffer? Situatie zoals op foto A. Situatie zoals op foto B. Situatie zoals op foto C. Situatie zoals op foto D. Geen van de situaties is juist. 7. Hoe controleer je het bewustzijn van een kind? Fluister zachtjes in het oor van het kind. Spreek het kind luid aan. Schud voorzichtig de schouders. Schud voorzichtig de schouders en spreek het kind tegelijkertijd aan. 8. Je ziet een kind op de grond liggen. Je benadert het kind om hem of haar te helpen. Wat doe je als eerst? 1-1-2 bellen. Een AED laten halen. Het bewustzijn controleren. De ademhaling controleren. 9. Tot hoe lang kan een kind normaal functioneren bij geen ademhaling, zodat er nog genoeg zuurstof in de longen en circulatie (bloedsomloop) aanwezig is? 10 seconden 30 seconden 1 minuut 3 minuten 10. Wat is ‘gaspen’? Een onregelmatige, trage, vaak niet-geluidloze ademhaling. Een versnelde, onregelmatige, haast geluidloze ademhaling. Een verhoogde bloeddruk. Een paniekerige ademhaling. 11. Als een kind op de rug ligt en moet braken, kan hij of zij stikken als hij of zij niet snel op de zij gedraaid wordt. Hoe draai je het kind op de zij? Je gaat naast het kind zitten en duwt hem of haar voorzichtig van je af. Je knielt naast het kind en trekt hem of haar voorzichtig naar je toe. Je gaat achter het kind zitten en brengt voorzichtig zijn of haar bovenlichaam naar voren. Je gaat naast het kind zitten en draait voorzichtig zijn of haar hoofd zijwaarts. 12. Met wie kan je contact opnemen als je misbruik vermoedt? Huisarts. 1-1-2. Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Antwoord a en c zijn juist. Is aan het laden … Vraag 1 van 12